TOP-Students™ logo

Cursus over persoonlijke voornaamwoorden in het Engels - TOEIC® voorbereiding

Een docent van top-students.com legt persoonlijke voornaamwoorden in het Engels uit op een schoolbord met krijt. Deze cursus is een gespecialiseerde TOEIC® cursus gericht op uitmuntendheid bij het TOEIC® examen.

Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar de spreker zelf (eerste persoon), de persoon tot wie men zich richt (tweede persoon) of de persoon of het ding waarover men spreekt (derde persoon).

Er zijn in hoofdzaak twee grote categorieën van persoonlijke voornaamwoorden:

Deze voornaamwoorden veranderen afhankelijk van de persoon (1e, 2e, 3e), het getal (enkelvoud, meervoud) en soms het geslacht (mannelijk, vrouwelijk).

1. Persoonlijke onderwerpvoornaamwoorden

Onderwerpvoornaamwoorden worden gebruikt voor een werkwoord om aan te geven wie of wat de handeling uitvoert.

OnderwerpvoornaamwoordVertalingVoorbeeld in het Engels
IIkI study every evening.
(Ik studeer elke avond.)
YouJij / UYou are very kind.
(Jij bent / U bent erg vriendelijk.)
HeHij (mannelijk)He likes football.
(Hij houdt van voetbal.)
SheZij (vrouwelijk)She lives in London.
(Zij woont in Londen.)
ItHet (object, dier, idee)It is raining outside.
(Het regent buiten.)
WeWijWe want to travel next year.
(Wij willen volgend jaar reizen.)
TheyZij (meervoud)They play tennis every weekend.
(Zij spelen elk weekend tennis.)

Belangrijke opmerkingen:

Bijzonder geval van one / ones

In een formele of verheven context kun je het persoonlijke voornaamwoord “one” gebruiken wanneer je een algemene uitspraak wilt doen.

In de spreektaal gebruiken Engelstaligen echter veel vaker "you" in plaats van "one".

2. Persoonlijke voornaamwoorden als object

Objectvoornaamwoorden worden gebruikt na een werkwoord of na een prepositie. Zij vervangen de zelfstandige naamwoorden die de handeling ondergaan.

ObjectvoornaamwoordVertalingVoorbeeld in het Engels
MeMe / MijCan you help me?
(Kun je mij helpen? / Kunt u mij helpen?)
YouJe, jou / UI will call you tomorrow.
(Ik bel je morgen. / Ik bel u morgen.)
HimHemThey invited him to the party.
(Ze hebben hem uitgenodigd op het feest.)
HerHaar / ZijWe saw her at the station.
(Wij zagen haar op het station.)
ItHetI can't find it.
(Ik kan het niet vinden.)
UsOnsShe told us the story.
(Zij vertelde ons het verhaal.)
ThemHen / ZeHe doesn’t want to see them.
(Hij wil hen niet zien.)

Belangrijke opmerkingen

Andere cursussen over voornaamwoorden

Haal je TOEIC®!
De TOEIC® is vooral een kwestie van oefenen!
Om je te helpen bij het halen van je TOEIC®, bieden wij ons trainingsplatform aan. Aarzel niet om je aan te melden en word onverslaanbaar !
Schrijf je in op het