TOP-Students™ logo

Cursus over betrekkelijke voornaamwoorden - TOEIC® Voorbereiding

Een docent van top-students.com legt de Engelse betrekkelijke voornaamwoorden uit op een schoolbord met krijt. Deze cursus is een gespecialiseerde TOEIC® cursus gericht op uitmuntendheid in het TOEIC®-examen.

Betrekkelijke voornaamwoorden worden gebruikt om twee zinnen met elkaar te verbinden en zo een rijkere en meer nauwkeurige zin te vormen. Ze voorkomen herhaling van woorden en introduceren wat men noemt betrekkelijke bijzinnen. In het Frans zouden de equivalente betrekkelijke voornaamwoorden bijvoorbeeld « qui », « que », « dont », enz. zijn.

Een betrekkelijke bijzin is een deel van de zin dat extra informatie geeft over een nomen. Het kan niet zelfstandig bestaan, want het hangt af van een hoofdzin.

In het Engels zijn de meest voorkomende betrekkelijke voornaamwoorden:

Soms worden ook Where, When en Why tot deze categorie gerekend, omdat ze een vergelijkbare rol vervullen bij het verbinden van twee delen van een zin.

1. Restrictieve en niet-restrictieve bijzinnen

In het Engels zijn de positie en interpunctie van de betrekkelijke bijzin zeer belangrijk. Men onderscheidt:

A. Restrictieve bijzinnen

Een restrictieve bijzin is een deel van de zin dat essentiële informatie toevoegt. Zonder deze bijzin verliest de zin zijn betekenis of wordt ambigu.

Bijvoorbeeld, als je zegt:

Hier is « that I borrowed » nodig om te weten over welk boek het gaat. Je kunt niet gewoon zeggen The book is fascinating, want dat zou elk boek kunnen zijn. Een bijzonderheid van restrictieve bijzinnen is dat ze niet door komma's worden gescheiden, omdat ze volledig deel uitmaken van de hoofdzin.

Evenzo, in de zin:

De informatie « who lives next door » identificeert precies welke man bedoeld wordt. Als je deze weghaalt, wordt de zin « The man is a doctor » te vaag.

B. Niet-restrictieve bijzinnen

Een niet-restrictieve bijzin voegt extra informatie toe, maar deze is niet essentieel om de zin te begrijpen. Deze bijzin is er puur om een extra detail te geven. Daarom wordt hij altijd tussen komma’s geplaatst.

Neem dit voorbeeld:

De informatie « which I borrowed last week » is interessant, maar niet noodzakelijk. Zelfs zonder dit deel heeft de zin This book is fascinating nog steeds betekenis. De toevoeging van de komma geeft aan dat deze informatie bijkomstig is.

Evenzo in de zin:

We weten al over wie het gaat: « my neighbor ». Dat hij arts is, is een extra detail, maar de zin zou ook zonder deze informatie begrijpelijk zijn.

2. De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden: Who, Which, That, Whose

A. Who (en Whom)

Who verwijst meestal naar een persoon (of meerdere personen).

B. Whom

Net als who wordt whom ook voor personen gebruikt, maar het gebruik ervan is formeler en zeldzamer. Het verschijnt vaak na een prepositie of in formele contexten.

Tegenwoordig vervangen veel Engelssprekenden whom door who, vooral in het gesproken taalgebruik. Whom wordt echter nog steeds als correct beschouwd in formeel en geschreven Engels.

C. Which

Which verwijst doorgaans naar objecten, dieren of ideeën. Het introduceert een betrekkelijke bijzin die extra informatie geeft over een niet-menselijk element.

D. That

That is een betrekkelijk voornaamwoord dat who (voor personen) of which (voor dingen/dieren) kan vervangen. Het wordt vaak gekozen in restrictieve betrekkelijke bijzinnen:

Soms kun je het betrekkelijk voornaamwoord that (of who / which) weglaten in bepaalde betrekkelijke bijzinnen. Dit wordt weglating genoemd.

That of which?

In het Engels hangt de keuze tussen that en which vaak af van het type betrekkelijke bijzin.

Verplichte that na everything, anything, nothing, all

Na deze woorden is het verplicht het betrekkelijke voornaamwoord that te gebruiken. Je mag het niet weglaten of vervangen door which of who.

E. Whose

Whose is het betrekkelijk voornaamwoord dat bezit uitdrukt. Het komt overeen met « waarvan », « van wie » in het Frans.

F. Whatever, Whoever, Whichever, Wherever, Whenever

Deze voornaamwoorden drukken een idee van onbepaaldheid of veralgemening uit:

G. Uitdrukkingen met betrekkelijke voornaamwoorden

Sommige werkwoorden of uitdrukkingen vereisen een prepositie vóór het betrekkelijk voornaamwoord. In dat geval kun je whom gebruiken (voor personen) of which (voor dingen/dieren).

In gesproken of gewoon Engels wordt de prepositie vaak naar het einde van de zin verplaatst en whom wordt vaak vervangen door who:

  • The professor I spoke to was very helpful. = The professor to whom I spoke was very helpful.
  • The colleague I work with is very kind. = The colleague with whom I work is very kind.

3. Secundaire betrekkelijke voornaamwoorden: Where, When, Why

Hoewel ze vaak relatieve bijwoorden genoemd worden in plaats van voornaamwoorden, vervullen where, when en why een soortgelijke rol als betrekkelijke voornaamwoorden. Ze verwijzen naar een plaats, een tijdstip of een reden.

A. Where

Where wordt gebruikt om over een plaats te spreken (letterlijk of figuurlijk).

B. When

When wordt gebruikt om te spreken over een moment of periode.

C. Why

Why wordt gebruikt om de reden of oorzaak te introduceren.

Conclusie

Betrekkelijke voornaamwoorden zijn onmisbaar om ideeën te verbinden en nauwkeurige, natuurlijke zinnen te structureren. Ze helpen herhaling te vermijden en informatie toe te voegen zonder het taalgebruik te verzwaren. Het onderscheid tussen restrictieve en niet-restrictieve bijzinnen helpt om je zinnen beter te organiseren en precies te zeggen wat je bedoelt.

Andere cursussen over voornaamwoorden

Haal je TOEIC®!
De TOEIC® is vooral een kwestie van oefenen!
Om je te helpen bij het halen van je TOEIC®, bieden wij ons trainingsplatform aan. Aarzel niet om je aan te melden en word onverslaanbaar !
Schrijf je in op het