Cursus over de structuur van Engelse vragen - TOEIC® Voorbereiding

In het Engels volgen vragen een strikte structuur. De volgorde van het hulpwerkwoord en het onderwerp verschilt van die van een bevestigende zin. Er zijn verschillende soorten vragen:
- Yes/No questions (gesloten vragen)
- Wh- questions (open vragen)
- Tag questions (vraagstaarten)
- Indirect questions (indirecte vragen)
Voordat we in de details duiken, is het belangrijk om het verschil te kennen tussen:
- vragen waarop je een "Ja" of “Nee” verwacht (Yes/No)
- vragen waarop je een specifiek antwoord verwacht (Wh-)
1. Algemeenheden over vragen
A. Hulpwerkwoorden
De meeste vragen bevatten een hulpwerkwoord (do, does, did, have, will, enz.) dat ofwel aan het begin van de zin, of direct na het vraagwoord komt.
- Hulpwerkwoord “do” (tegenwoordige tijd) of “does” (tegenwoordige tijd, derde persoon enkelvoud)
- Do you like pizza?
(Houd je van pizza?) - Does she work here?
(Werkt zij hier?)
- Do you like pizza?
- Hulpwerkwoord “did” (verleden tijd)
- Did they watch the movie last night?
(Hebben zij gisteravond de film gekeken?)
- Did they watch the movie last night?
- Hulpwerkwoord “have/has” (in de perfect tijden)
- Have you finished your homework?
(Ben je klaar met je huiswerk?) - Has he ever been to London?
(Is hij ooit in Londen geweest?)
- Have you finished your homework?
- Hulpwerkwoord “will” (toekomende tijd)
- Will you come to the party tomorrow?
(Kom je morgen naar het feest?)
- Will you come to the party tomorrow?
B. Vraagwoorden
De vraagwoorden (Wh- words) worden gebruikt om gerichte vragen te stellen om specifieke informatie te verkrijgen over de plaats, het tijdstip, de reden of de manier.
Hier zijn de belangrijkste vraagwoorden:
Wh- word | Betekenis | Voorbeeld |
---|---|---|
What | Wat, Welke | What do you want for dinner? |
What time | Hoe laat | What time does the meeting start? |
What... like | Hoe is... (om een persoon, een ding of een ervaring te beschrijven) | What is your new teacher like? |
When | Wanneer | When does the train leave? |
Where | Waar | Where can I find a good restaurant? |
Why | Waarom | Why are you late? |
Who | Wie (kan onderwerp of lijdend voorwerp zijn) | Who is calling me? Who do you want to speak to? |
Whom (minder gebruikelijk) | Wie (voorwerp van een werkwoord of voorzetsel, formeler/archaïsch) | To whom did you give the book? |
Whose | Van wie / wiens (bezittelijk) | Whose bag is this? |
Which | Welke, De welke (keuze uit meerdere opties) | Which color do you prefer? |
How | Hoe / (ook in andere combinaties zoals “How many”, enz.) | How are you? How did you do that? |
How much | Hoeveel (niet-telbare hoeveelheid) | How much water do we need? |
How many | Hoeveel (telbare hoeveelheid) | How many books do you have? |
How long | Hoe lang / Welke lengte | How long does the journey take? How long is this rope? |
How often | Hoe vaak | How often do you go to the gym? |
How far | Hoe ver, Tot waar | How far is the station? |
How old | Hoe oud | How old is your sister? |
How about | Wat denk je van... / Zullen we... (voorstel of suggestie) | How about going to the beach? |
How come (informeel) | Waarom (in een informelere context) | How come you didn't call me? |
- Who wordt vaker gebruikt dan whom, dat behoorlijk formeel of literair is.
- How kan met veel andere woorden gecombineerd worden om het type vraag (duur, afstand, hoeveelheid, frequentie, leeftijd, enz.) te preciseren.
2. Yes/No questions (gesloten vragen)
Gesloten vragen beginnen met het hulpwerkwoord, gevolgd door het onderwerp en het hoofdwerkwoord. De enige uitzondering is het werkwoord "be" wanneer het als hoofdwerkwoord wordt gebruikt:
- Are you busy right now? Yes, I am
- Do they play tennis on weekends? Yes, they do.
- Did she enjoy the concert? Yes, she did.
- Have you seen my keys? Yes, I have.
- Will we travel together next month? Yes, we will.
Deze vragen worden « gesloten » genoemd omdat ze slechts een beperkt aantal mogelijke antwoorden toestaan: meestal « ja » of « nee ». In tegenstelling tot open vragen, die veel mogelijke antwoorden bieden, beperken gesloten vragen de antwoordmogelijkheden.
Bijzonder geval met het werkwoord “be”
Wanneer "be" het hoofdwerkwoord van de zin is, gebruik je geen hulpwerkwoorden "do/does/did":
- Are they friends? (onderwerp “they”, werkwoord “are”)
- Was he at home yesterday? (onderwerp “he”, werkwoord “was”)
3. Wh- questions (open vragen)
Open vragen volgen dezelfde structuur als Yes/No-vragen, maar beginnen met een vraagwoord (Wh-).
- What did you eat for breakfast?
- When will you arrive?
- Where are they meeting us?
- Why did he leave so early?
Who, What en Which als onderwerp of als voorwerp?
De vraagwoorden who, what en which kunnen de rol van onderwerp of voorwerp innemen in een vraag. De structuur van de zin verandert afhankelijk van hun functie.
Wanneer het vraagwoord het onderwerp is
In dit geval vervangt het vraagwoord direct de persoon of het ding dat de handeling uitvoert. De zin volgt de structuur van een gewone mededeling, zonder het hulpwerkwoord do/does/did.
- Who called you yesterday?
(Iemand heeft gebeld, maar wie?) - What happened yesterday?
(Er is iets gebeurd, maar wat?) - Which car won the race?
(Een auto heeft gewonnen, maar welke?)
Je ziet in deze zinnen dat er geen hulpwerkwoord “did” is, omdat het vraagwoord direct het onderwerp van de actie is.
Om te bepalen of het vraagwoord onderwerp is (en geen voorwerp), kun je het vraagwoord vervangen door he/she/it
- Who called you? → He called you. ✅ (who = onderwerp)
- What made that noise? → It made that noise. ✅ (what = onderwerp)
Wanneer het vraagwoord het voorwerp is
In dit geval verwijst het vraagwoord naar de persoon of het ding dat de handeling ondergaat. Je moet dan een hulpwerkwoord (do/does/did) toevoegen om de volgorde onderwerp + werkwoord + aanvulling te behouden.
- Who do you love?
(Je houdt van iemand, maar wie?) - What do you want?
(Je wilt iets, maar wat?) - Which book did she choose?
(Ze heeft een boek gekozen, maar welk?)
4. Tag questions
Tag questions (of vraagstaarten) worden gebruikt om informatie te bevestigen of instemming van de gesprekspartner te vragen. Deze korte vragen worden aan het einde van de zin geplaatst.
Het doel is meestal bevestiging of instemming van de gesprekspartner te krijgen (Yes, I am. / No, I'm not. enz.).
- He’s coming tonight, isn’t he?
- They didn’t leave early, did they?
- She can drive, can’t she?
- We have finished, haven’t we?
Om een tag question te vormen, gebruik je het hulpwerkwoord of het werkwoord "be" door het met het onderwerp om te draaien. De tag question is negatief als de hoofdzin bevestigend is, en bevestigend als de hoofdzin negatief is.
- Bevestigende zin, negatieve vraagstaart
- You are a student, aren’t you?
- Negatieve zin, bevestigende vraagstaart
- You aren’t a student, are you?
5. Indirecte vragen (Indirect questions)
Indirecte vragen worden vaak gebruikt in gesprekken om een vraag vriendelijker of beleefder te formuleren. Ze volgen vaak uitdrukkingen als Could you tell me..., Do you know..., I wonder..., I'd like to know..., enz.
In tegenstelling tot directe vragen, hebben indirecte vragen geen inversie tussen het hulpwerkwoord en het onderwerp. Ook wordt er geen vraagteken gebruikt in de indirecte bijzin. Het vraagwoord (Wh-) blijft behouden, maar de zin volgt de structuur van een gewone mededeling.
- Directe vraag: Where is the bathroom?
Indirecte vraag: Could you tell me where the bathroom is? - Directe vraag: When does the show start?
Indirecte vraag: Do you know when the show starts? - Directe vraag: Why did they leave so early?
Indirecte vraag: I wonder why they left so early.
In indirecte vragen volgt het werkwoord de regels van een gewone zin. Bijvoorbeeld, in Could you tell me where the bathroom is?, zie je dat "is" direct na "bathroom" komt (onderwerp + werkwoord).
Conclusie
Dit hoofdstuk is essentieel voor het TOEIC®-examen omdat het je helpt om de Wh- questions correct te begrijpen en te beantwoorden in de onderdelen Listening Part 2 en Reading Part 5 & 6. Daarnaast helpt het je om de structuur van zinnen efficiënt te analyseren in Reading Part 7 zodat je snel de relevante informatie kunt vinden.