Cursus over het causatief in het Engels - TOEIC® Voorbereiding

Het causatief in het Engels is een set van constructies die het mogelijk maken om uit te drukken dat iemand ervoor zorgt dat een ander iets doet of iets laat doen aan een object.
Bijvoorbeeld, in de zin "I had my car washed," wordt niet gezegd wie de auto heeft gewassen, enkel dat ik iemand heb laten wassen.
Je gebruikt het meestal met de onderstaande werkwoorden, die elk subtiele verschillen in betekenis hebben.
- Make: iemand dwingen of verplichten iets te doen
- Have: iets laten doen (vaak door een professional of derde)
- Get: iemand overtuigen, of ervoor zorgen dat iemand iets doet
- Let: toestaan, iemand toestemming geven iets te doen
- Help: iemand helpen iets te doen
Er zijn 2 mogelijke zinsvormen voor het causatief. We bespreken ze in de volgende 2 secties:
1. Wanneer je niet vermeldt wie de actie uitvoert
In deze categorie ligt de nadruk op de actie zelf of het resultaat, zonder te vermelden wie de actie uitvoert. Deze vorm wordt vooral gebruikt voor diensten, professionele taken en situaties waar de uitvoerder niet belangrijk is.
A. Have + object (ding) + voltooid deelwoord
Deze vorm gebruik je om aan te geven dat een dienst of een handeling is uitgevoerd voor het onderwerp door iemand anders. Vaak gebruikt in formele of neutrale contexten.
- I had my car washed yesterday.
(Ik heb mijn auto gisteren laten wassen.) - She will have her hair cut before the party.
(Zij laat haar haar knippen voor het feest.) - They had their house painted last summer.
(Zij hebben hun huis afgelopen zomer laten schilderen.)
B. Get + object (ding) + voltooid deelwoord
“Get” is informer dan have en wordt vaak gebruikt als er sprake is van inspanning, onderhandeling of overtuiging om de actie te laten uitvoeren.
- I got my phone fixed this morning.
(Ik heb mijn telefoon vanmorgen laten repareren.) - She's getting her car cleaned now.
(Zij laat nu haar auto schoonmaken.) - We’ll get the project finished by the end of the week.
(We laten het project uiterlijk deze week afronden.)
C. Will need + object (ding) + voltooid deelwoord
Deze vorm benadrukt de toekomstige noodzaak om het resultaat of de dienst te verkrijgen.
- The documents will need to be signed by tomorrow.
(De documenten moeten uiterlijk morgen ondertekend zijn.) - The house will need to be painted after the winter.
(Het huis moet na de winter opnieuw worden geschilderd.)
D. Want + object (ding) + voltooid deelwoord
Deze vorm drukt een wens of een voorkeur uit dat de actie door iemand anders wordt uitgevoerd.
- I want this letter typed immediately.
(Ik wil dat deze brief direct getypt wordt.) - She wants her hair dyed for the event.
(Zij wil haar haar geverfd hebben voor het evenement.) - They want the windows cleaned before the guests arrive.
(Zij willen dat de ramen schoon zijn voordat de gasten arriveren.)
2. Wanneer je vermeldt wie de actie uitvoert
In deze categorie vermeld je wie de actie uitvoert. Dit legt de nadruk op de uitvoerder en geeft aan of de actie gebeurt met toestemming, dwang of overtuiging.
A. Have + aanvulling (persoon) + stam van het werkwoord
Met deze vorm vraag je iemand of geef je iemand de verantwoordelijkheid om iets te doen.
- I had the gardener trim the bushes.
(Ik vroeg de tuinman de struiken te snoeien.) - She had her assistant book the flights.
(Zij vroeg haar assistent de vluchten te boeken.)
B. Make + aanvulling (persoon) + stam van het werkwoord
Met deze vorm geef je aan dat iemand wordt gedwongen of verplicht om iets te doen.
- The teacher made the students redo the exercise.
(De docent dwong de leerlingen de oefening opnieuw te maken.) - My parents made me apologize.
(Mijn ouders dwongen mij om mijn excuses aan te bieden.)
C. Let + aanvulling (persoon) + stam van het werkwoord
Met deze vorm sta je toe dat iemand iets doet.
- My parents let me go to the concert.
(Mijn ouders lieten mij naar het concert gaan.) - He let his friend borrow his bike.
(Hij liet zijn vriend zijn fiets lenen.)
D. Will/Would + aanvulling (persoon) + stam van het werkwoord
Deze vorm gebruik je om te voorstellen of aandringen dat een actie in de toekomst wordt uitgevoerd.
- I will have you know the truth.
(Ik zal je de waarheid laten weten.) - Would you let me explain?
(Zou je mij willen laten uitleggen?)
E. Andere werkwoorden
Sommige werkwoorden laten ook toe om een persoon te noemen met een duidelijke intentie (overtuigen, toestaan, dwingen, enz):
Werkwoord | Structuur | Voorbeeld |
---|---|---|
Persuade | Persuade + persoon + to + stam werkwoord | She persuaded him to join the club. |
Order | Order + persoon + to + stam werkwoord | The officer ordered the soldiers to wait. |
Allow | Allow + persoon + to + stam werkwoord | They allowed us to leave early. |
Force | Force + persoon + to + stam werkwoord | The storm forced them to delay the trip. |
Conclusie
Met het causatief kun je uitdrukken dat iemand anders een handeling uitvoert, waarbij je de nadruk legt op de handeling zelf of op de persoon die het doet.
Onthoud de twee hoofdgroepen:
- Zonder de persoon te noemen: de nadruk ligt op het resultaat
- I had my car fixed.
- Door de persoon te noemen: je geeft aan wie handelt en waarom
- I made him apologize.
Elk werkwoord geeft een nuance: have (opdragen), get (overtuigen), make (dwingen), let (toestemming geven).